-
Een ander conflict had een merkwaardig oorzaak. Het is typerend voor de veranderingen die toen begonnen in de klederdracht van de geestelijken. Naar de scholen ging ik altijd in zwart pak en met de witte priesterboord op een zwart hemd. Tijdens de vakantie had ik thuis een wit overhemd gekregen. Dat had ik gedragen met een zwarte stropdas. Op een keer ging ik naar de H.B.S. met dat hemd en stropdas. De leerlingen, uiteraard de meisjes, zeiden dat dit veel beter stond. Maar de paters op Mariaweide hadden deze verandering in de kleding met argusogen bekeken en in hun hart afgewezen. Het huisconcilie had er een agendapunt van gemaakt en Kees kwam mij plechtig meedelen dat het concilie had besloten dat ik voortaan weer met zwart hemd en witte boord naar school moest. Ik vond het witte hemd de ruzie niet waard en gehoorzaamde. De meisjes van de vierde klas vroegen mij waarom ik het witte hemd niet meer droeg. Ik vertelde hen hoe de vork in het huisconcilie stak. Buiten mij om stuurden de meisjes een kaart naar de prior. Zij vroegen daarin of ik toch niet met de in hun ogen beter passende outfit naar school mocht komen. Toen was bij Kees de hond los. Hij stormde met de kaart in de hand bij mij binnen: "Hoe had ik het in mijn hoofd gehaald om aan de leerlingen te vertellen wat in het klooster besloten was." Op dat moment voelde ik mij sterker dan hij. Ik diende hem van repliek: het concilie kon besluiten wat het wilde, maar ik zou dat vertellen als het ook de leerlingen aanging. Zij hadden mij gevraagd wat er aan de hand was. Ik had hun eerlijk antwoord gegeven. Macht en gezag die om geheimhouding vroegen van wat zij vanuit hun positie hadden besloten hadden voor mij af gedaan. Tenzij er voor de geheimhouding argumenten waren. Terwijl deze gebeurtenissen zich afspeelden binnen de kloostermuren van Mariaweide hadden er ook soortgelijke conflicten plaats in de parochies tussen de pastoors en de kapelaans. In Limburg woonden de kapelaans in een eigen pastorie. Dat was een voordeel tegenover andere provincies. Daar woonden de pastoors en de kapelaans soms als katten en honden in hetzelfde huis. De groeiende tegenstellingen tussen de generaties pastores waren er niet minder om. In Venlo waren er pastoors die aan de lopende band met jonge kapelaans ruzie maakten en hen tot vertrekken dwongen. Via de jeugd op school en in de jongerenkerk hoorde ik de verhalen over de veldslagen tussen de eerwaarde heren. In een kerk kwam de pastoor op de preekstoel vertellen dat de kapelaan in zijn preek een verkeerde visie op de blijde boodschap had gepredikt. De boodschap werd er niet blijer om maar wel spannender. Vooral voor de jeugd die op de hand van de kapelaan was. Uit deze geschiedenis van een Limburgse kerk in beroering ontstond het volgende conflict met prior Kees. In de parochie van Don Bosco lag de pastoor overhoop met een kapelaan. De kapelaan hield het voor gezien en verliet het ambt. Hij zocht zijn geluk bij een gescheiden vrouw in de parochie. Op de H.B.S. vertelde een jongen dat verhaal en ik luisterde. Daarna ging ik over tot de orde van de les. De pastoor van de Don Bosco kwam op een of andere manier te horen dat in mijn les over zijn kapelaan en over hem was gepraat. Hij belde de prior op en die moest mij terechtwijzen. Van geen kwaad bewust werd ik door Kees Strijbos in het claustrum aangepakt. Ik deed niets op de H.B.S. Ik kon geen godsdienst geven. Ik moest maar eens een voorbeeld nemen aan mijn medebroeders in Amsterdam. Die kende hij en die konden er wat van. Toen kwam het telefoontje van de pastoor aan de orde. Ik ben meteen naar die pastoor toegegaan. Hij stond ervan te kijken dat ik op bezoek kwam om het uit te praten. De opmerkingen van Kees liet ik over mijn kant gaan. Tot hem zou nooit doordringen dat ik op de H.B.S. cultuurgeschiedenis van het Christendom gaf. Lesgeven en orde handhaven heb ik moeten leren. Van geen enkele pater of prior had ik enige hulp of waardering ontvangen. Integendeel. Op de H.B.S. was ik twee jaar bezig. Wat de duur betreft had ik alle voorgaande dominicanen al verslagen. De H.B.S. was het stiefkind onder de scholen in Venlo omdat zij niet katholiek was. Je werd met de nek aangekeken omdat je als pater opkwam voor de waarde van deze school. Kinderen van katholieke huize die tot de middenklasse behoorden gingen niet naar de Rijks. Hoogstens als zij op het Thornascollege van de Augustijnen of op het Marianum van de zusters Ursulinen werden weggestuurd. Kinderen van arbeiders waren er in de meerderheid. Ik heb wel eens studenten gehad die tegen mij vertelden dat zij het erg vonden om naar school te gaan. Terwijl hun vader moest werken op een fabriek of vrachtwagenchauffeur was.
in wit overhemd
1966
Pater
Hubert Gulickx
†13 -
Een Dominicaan
tussen het
Bronsgroen
Eikenhout